Ondanks de ellendige Coronaberichten heb ik me vandaag vermaakt met een boek over de reizen van de Duitse keizer Wilhelm II. Betzy heeft deze keizer ontmoet en werk voor hem gemaakt, zo wil het verhaal.
Waarschijnlijk kwam ze hem tegen bij het walvisstation op Skorøya, een eilandje in het hoge noorden. Tot ver in de twintigste eeuw doodde men daar walvissen voor het vlees, de traan en de ribben. Betzy was daarbij, net als de keizer.
Om dat te beschrijven, lees ik een ooggetuigenverslag van de jacht, geschreven door de secretaris van de keizer. Betzy wordt niet vermeld maar verder krijg ik alles wat ik wil weten op een presenteerblaadje aangeboden. De details van de schepen, van het harpoen, van de kleuren van de zee, van het binnenhalen van de buit, en van de mensen die het werk deden. Zelfs de lange, zwarte baard van de bedrijfsvoerder wordt genoemd, net als de flaporen van zijn zoon.
Mijn dag kan niet meer stuk want hiermee kan ik de achtergrond ‘schilderen’ die ik nodig heb. Elk verhaal heeft couleur locale nodig en details die het leven erin blazen.